Algemeen secretaris, dat klinkt toch een beetje ouderwets, hè? Moeten we u niet gewoon directeur gaan noemen?
Ach, hier staan wellicht niet zozeer praktische bezwaren aan in de weg als wel de wet. In de Advocatenwet wordt immers de functie als zodanig aangeduid. Het heeft ook wel wat, van die ouderwetse aanduidingen. Zo heet mijn baas bij Financiën thesaurier, schatkistbewaarder. Los even van het feit dat er bijzonder weinig in die kist zit – op de gang bij de minister staat een oud exemplaar met daarin een paar stuivers – is het laatste wat hij doet, die kist fysiek bewaken.
U was onder meer ambtenaar bij Financiën. Hoe komt u nou bij deze club terecht en wat trekt u aan in deze baan??
Allereerst werk ik met veel plezier in een omgeving die zich op het snijvlak van het juridische, bestuur/management en politiek bevindt. In die zin zijn er duidelijke raakvlakken tussen Financiën en de Orde. Dat de organisatie van de beroepsgroep daarbij complex is, vind ik een pré. Eendimensionaal biedt mij te weinig perspectief. Vandaar wellicht mijn voorliefde voor de bergen: zelfs als je daar recht vooruit loopt, kan je er nog vanaf donderen. Meerdere dimensies of lagen houden je dus scherp. Wat mij verder trekt aan deze baan is dat je een bijdrage kan leveren aan het beschermen van fundamentele beginselen. Aantasting van bijvoorbeeld het verschoningsrecht lijkt me een heel slecht idee.
U zegt de kernwaarden van de advocatuur te omarmen. Maar hoe zien uw beroepsmatige kernwaarden er uit?
Met stip op nummer één: fair play; het spel spelen volgens de (ongeschreven) regels en voor eenieder de ruimte creëren om te stimuleren dat ook daadwerkelijk kan worden gespeeld/gehandeld in de geest van die regels. Dat betekent in mijn huidige werk waarin veelal met vertrouwelijke informatie wordt omgegaan bijvoorbeeld dat je niet op oneigenlijke gronden gebruik mag maken van een bepaalde extra informatievoorsprong. Daarnaast heb ik het consequent en voortdurend onderscheiden van persoonlijke en zakelijke belangen hoog in het vaandel staan. Vermenging van die belangen doet de zaak – en de persoon – geen goed.
Gaan we meer van u zien dan van uw voorganger, of blijft dat beperkt tot een plaats naast de deken tijdens de vergaderingen van de College van Afgevaardigden?
Voor een deel betreft het werkzaamheden die misschien wel beter gedijen als ze zich meer in de luwte afspelen. Mijn ervaring vanuit de besloten Haagse wereld is in elk geval dat de Orde als serieus te nemen en soms te duchten partij wordt gezien. Ik denk dat dit voor een belangrijk deel aan mijn voorganger kan worden toegeschreven, zonder dat zijn inspanningen nu allemaal zo zichtbaar hebben plaatsgevonden. Aan de andere kant kan ik me voorstellen dat een duidelijke profilering goed is. Ik mag dan wel een ouderwetse functieaanduiding hebben, ik heb al wel een aantal eigentijdse invullingen van die rol in gedachten.
Wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Dat zijn bepaalde verschijnselen die er al dan niet bewust voor zorgen dat juridische houdbaarheid wordt gemarginaliseerd. Binnen de financieel-economische rationaliteit waarin ik lang heb gewerkt, is de dunk van juristen niet zo groot. Ik heb juristen in die context wel eens als noodzakelijk kwaad aangeduid. Toch kan ook zo’n organisatie niet zonder “de verdwaalde jurist”. Juist deze verschijnselen vormen voor mij een belangrijke inspiratiebron: hoe open je de ogen voor de juridische werkelijkheid zonder dat dit op weerstand stuit, of nog beter, hoe bewerkstellig je dat er zodanige samenwerking plaatsvindt waarin het beste van beide werelden optimaal tot uitdrukking komt. Ik pretendeer overigens niet dat dat altijd lukt.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Artikel 1:42 van de Wet op het financieel toezicht. Een lastig leesbare bepaling die mede daardoor altijd stof oplevert voor fraaie en minder fraaie discussies over institutionele verhoudingen.
Welk wetsartikel het slechtst?
Bepalingen die al bij het voorstellen een louter symbolische werking toegedicht kregen.
Wat is het hoogtepunt uit uw juridische carrière?
Het oplossen van een ingewikkelde juridische kwestie enkel en alleen op basis van wederzijds vertrouwen; een juridisch document hoefde daardoor uiteindelijk niet te worden opgesteld.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
De site van het kenniscentrum wetgeving (www.kc-wetgeving.nl).
Welk boek las u het laatst?
‘Kennisdemocratie, opkomend stormtij’ van Roel in ‘t Veld.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Daar moet ik lang over nadenken, ik ben nogal gesteld op mijn vrijheid en dan ook nog een cel moeten delen… Misschien wel Bernard Madoff, niet alleen omdat hij er voor de komende 150 jaar toch al in zit. Hoe kan een filantroop zo eindigen en hoe kan de aantrekkelijkheid van geld zulke onwaarschijnlijke proporties aannemen? Isaac Singer zou er een prachtig boek over hebben kunnen schrijven.
Weet u een goede Mr. van de Week? Mail ons: office@mr-magazine.nl