Drie dagen Straatsburg. In de bus op weg naar de vergadering flitst het op de lichtkrant: prochaine arrêt: droits de l’homme. Het wordt een soort mantra. Prochaine arrêt…
Ach, was het maar zo simpel. De weg naar de mensenrechten niet meer dan een ritje met de stadsbus. In Egypte, Libië en Syrië weten ze inmiddels wel beter. Er zijn ook lidstaten van de Raad van Europa die het gezag van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens maar zo-zo vinden.
De Consultative Council of European Judges maakt dit jaar een advies aan de Raad van Europa over informatietechnologie en rechtspraak. Er is een werkgroep ingesteld om het advies te maken, en ik mag als expert de werkgroep daarbij helpen. Daarvoor was ik de laatste week van maart in Straatsburg.
Mijn eerste keer Straatsburg is nu 32 jaar geleden. Toen had ik als vertaler voor het Europees Parlement een erg ondergeschikt baantje. Ik zat in een kantoorcontainer op de binnenplaats. Het hoofdgebouw was verboden terrein, en dat gold zeker voor de vergaderzaal. Door de hal liepen gewichtig uitziende mensen met bordjes “expert” op hun revers. Dat was een mooi vooruitzicht. Een jaar of tien geleden kreeg ik in Straatsburg mijn eerste naambordje met “expert” erop. Ik was voorzitter van een werkgroep die aan aanbeveling ging maken over het gebruik van de elektronische handtekening in het rechtsbedrijf. Het idee was om erkenning van de digitale handtekening in de vorm van een verdrag te gieten, en zo elektronische handel in alle lidstaten te bevorderen. Voordat die aanbeveling af was werd ons budget ingetrokken voor een hoger doel, en dat verdrag is er nooit gekomen.
Het gaat trouwens nog steeds niet hard met die handtekening. Inmiddels wordt die in twee lidstaten in de rechtspraak gebruikt voor het aanhangig maken van een zaak. Zes landen eisen een gekwalificeerde (een extra beveiligde) elektronische handtekening. Dat blijkt uit een onderzoekje naar de praktijk van IT in de rechtspraak van de lidstaten van de Raad van Europa, dat ten behoeve van het advies is gedaan. De resultaten staan hier.
Mensenrechten zijn hier een industrie. Grote, mooie gebouwen met veel vergaderzalen, goed geklede mensen die de indruk wekken dat ze weten waar ze heen gaan. Veel groepen bezoekers, die weten dan weer niet zo goed de weg.
Wij vergaderen in een van die zalen, tegelijk in het Frans en het Engels, met simultaanvertaling. Af en toe is er gedoe over de formulering in de ene of de andere taal. Dekken die elkaar wel? Niet altijd natuurlijk, de terminologie komt uit twee heel verschillende rechtssystemen.
Nog even terug naar het onderzoek. Het blijkt dat meer dan de helft van de lidstaten wetgeving heeft die elektronisch indienen van zaken mogelijk maakt. Er wordt in de praktijk wel mee geëxperimenteerd, maar er wordt nog maar weinig gebruik van gemaakt. In Nederland kan bijvoorbeeld een zaak bij de bestuursrechter aanhangig worden gemaakt met een webformulier. Iedereen gebruikt en archiveert nog papieren dossiers. In ongeveer de helft van de lidstaten wordt elektronisch gecommuniceerd met advocaten en/of partijen, meestal alleen informeel. Het gebruik van audio- en videoapparatuur is bepaald niet algemeen. Iets meer dan tien landen gebruiken wel eens videoconferencing voor verhoren, of als zitting.
On line beschikbaarheid van rechtsbronnen is voor de rechters in veel lidstaten een geweldige vooruitgang. Vaak hebben ze trouwens alleen nog maar toegang tot hun eigen nationale wetgeving, en ook de eigen jurisprudentie is nog lang niet altijd toegankelijk. Bij de internationale rechtsbronnen is het beeld nog somberder. Rechters blijken meer en meer hun beslissingen zelf op de computer te schrijven, al of niet in samenwerking met een secretaris. De gegevens uit de zaaksregistratiesystemen – als die er zijn, want ook dat is lang niet altijd het geval – worden ook gebruikt voor statistische doeleinden en om de duur van de procedure te bewaken. Men blijkt zich zorgen te maken over de veiligheid van de informatie, maar heeft vaak de meest voor de hand liggende beveiligingsmaatregelen nog niet genomen. De voordelen worden vooral gezien in meer efficiency, snelheid en lagere kosten en in betere dienstverlening aan de burger en toegang tot juridische informatie. En daar gaat het natuurlijk wel om: wordt de burger er beter van dat de rechtspraak informatietechnologie gebruikt? Men was het eens dat uitspraken van de rechter kosteloos op het internet toegankelijk moeten zijn. Tien jaar geleden lag dat nog erg moeilijk, want er was een lidstaat die dat alleen tegen betaling mogelijk wilden maken, en toen verordineerde het secretariaat dat wij niet mochten zeggen dat het gratis moest. Dat is nu geen punt van discussie meer, en dat is dus duidelijk vooruitgang. Prochaine arrêt…