Rechtbank maakt weg vrij voor schadeclaim truckkartel

De rechtbank Amsterdam heeft onlangs een belangrijk vonnis gewezen in de kartelschadeprocedures tegen het truckkartel. De rechtbank verwerpt het verweer dat het kartel niet tot schade voor klanten heeft geleid.

Delen:

Aanleiding voor deze zogenoemde ‘follow-on’ procedure is de recordboete van bijna 3 miljard euro die de Europese Commissie in 2016 aan de vijf grootste truckfabrikanten heeft opgelegd voor overtreding van het kartelverbod. De truckfabrikanten hadden veertien jaar lang contact gehad over (bruto)verkoopprijzen en het doorberekenen van kosten. Dit kwam aan het licht doordat een van de truckfabrikanten dit aan de Commissie had opgebiecht en hiervoor clementie kreeg. Drie andere truckfabrikanten troffen vervolgens een schikking in ruil voor boetereductie.

Door de hele Europese Unie zijn vervolgens civiele schadeclaims aanhangig gemaakt door claimorganisaties namens afnemers zoals transsportbedrijven. Zij zouden als gevolg van de kartelafspraken 10 tot 15 procent te veel hebben betaald. Schattingen over de schade lopen uiteen van 10.000 tot 16.000 euro per truck. In totaal gaat het om schadeclaims van miljarden euro’s. In het geval van de massaclaim die aan de Nederlandse rechter is voorgelegd gaat het om meer dan 200.000 afgenomen vrachtwagens.

Volgens de claimorganisaties bestaat het onrechtmatig handelen van de truckfabrikanten uit de inbreuk zoals vastgesteld door de Commissie. De truckfabrikanten hebben zich hiertegen verweerd met het argument dat de Commissie niet heeft vastgesteld dat sprake is geweest van een prijsafspraak, maar van een uitwisseling van (bruto)prijzen en dat de Commissie ook niet heeft vastgesteld dat sprake is geweest van een prijsopdrijvend effect. De veronderstelling van de claimorganisaties dat er schade is geleden is daarom niet terecht, aldus de truckfabrikanten. Ook betwisten de truckfabrikanten de gedragingen zoals vastgesteld door de Commissie.

De rechtbank stelt onder verwijzing naar het Otis-arrest en artikel 16 lid van Verordening 1/2003 voorop dat zij is gehouden zich te beperken tot de gedragingen die de Commissie in het dispositief heeft vastgesteld, maar niet is gebonden aan de zeer summiere weergave van de concrete, feitelijke gedragingen van het besluit (ECLI:NL:RBAMS:2021:2391). Volgens de rechtbank is sprake geweest van onderlinge afstemming en zijn er gerichte afspraken gemaakt. Gelet op de schikking met de Commissie gaat de rechtbank eraan voorbij dat de truckfabrikanten de juistheid van het besluit in twijfel trekken. Ook verwerpt de rechtbank het verweer dat het is uitgesloten dat het contact tot hogere prijzen heeft geleid en dat afnemers hierdoor schade hebben geleden. De truckfabrikanten hebben naar het oordeel van de rechtbank geen overtuigende verklaring gegeven wat dan wel het doel van de jarenlange uitwisseling van de (bruto)prijzen was.

De rechtbank laat hiermee opnieuw haar welwillende kant zien als het gaat om schadeclaims als gevolg van een schending van het mededingingsrecht. De rechtbank zal nu per eisende partij beoordelen of de drempel voor verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gehaald. Wordt dus vervolgd.

Meer weten over deze organisatie(s)?

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven