Rosa van Zijl over de noodzaak van inclusieve overheidstaal

Mr. van de week is Rosa van Zijl. Zij is sinds 2013 strafrechtadvocaat bij Jebbink Soeteman Advocaten in Amsterdam. Daarvóór was zij advocaat bij Sjöcrona Van Stigt Advocaten. Ze is gespecialiseerd in het financieel-economisch strafrecht, maar behandelt ook commune strafzaken. Deze week begon zij met zeven andere juristen een actie om taal in de rechtspraktijk inclusiever te maken.

Delen:

Foto: David Jagersma

Volgens u is het hoog tijd voor genderneutrale en meer vrouw-inclusieve overheidstaal. Waarom?
Vrouw-inclusieve taal is cruciaal voor gelijke behandeling en kansen van mannen en vrouwen. Er is veel bereikt in de vrouwenemancipatie, maar de kansen op de arbeidsmarkt zijn nog niet gelijk. Onderzoek wijst uit dat jonge vrouwen bepaalde functies minder ambiëren, mede omdat de benaming van die functies wordt aangeduid met een mannelijk woord. Als vrouwen in taalgebruik ondergeschikt blijven aan mannen, dan blijven ze dat in de realiteit ook.

Ziet uw oproep ook op taalgebruik dat is aangepast aan een diverse samenleving met veel mensen van verschillende origine?
Uiteraard. Inclusieve taal is niet beperkt tot genderneutrale taal, maar genderneutrale taal is een stap die daarin moet worden genomen.

Wat gaat u doen met alle suggesties voor modernisering?
Onze oproep is bedoeld om mensen bewust te maken van de noodzaak tot verandering, zowel in mentaliteit en dagelijks gebruik als in tekst van regelgeving, literatuur en jurisprudentie.

Naar de oproep van u en Willem Jebbink in 2019 aan de Hoge Raad om in zijn rechtspraak vrouw-inclusieve taal te gebruiken is kennelijk niet geluisterd. Verwacht u nu wel gehoor te vinden?
Onze conclusie is niet dat er niet is geluisterd, onze conclusie is dat er nog veel kan worden verbeterd. Iedere persoon die we bereiken met onze actie is voor mij een stap(je) in de juiste richting.

Sommige mensen zeggen dat een rechterlijke instantie als de Raad van State wel belangrijkere zaken aan zijn hoofd heeft, zoals het vertrouwen herstellen in de rechtsstaat. Wat vindt u daarvan?
Het belang van vertrouwen in de rechtsstaat doet zeker niet onder voor het belang van een gelijkwaardige benadering en behandeling van mensen. Tussen die belangen hoeft gelukkig geen keuze te worden gemaakt.
Ongelijkheid in taal staat niet op zichzelf, maar is een symptoom van maatschappelijke ongelijkheid. Taalkundige ondergeschiktheid komt voort uit een geschiedenis van maatschappelijke ondergeschiktheid. Voor het bereiken van maatschappelijke gelijkheid is daarom ook een omslag in het collectieve bewustzijn over taalgebruik nodig.

In de rechtszaal onderscheidt u zich met ijzersterk geformuleerde stukken, staat er op de website van uw kantoor. In hoeverre laat u zich daarbij inspireren door de oude Griekse en Latijnse schrijvers waarin u zich tijdens uw propedeuse Griekse en Latijnse Taal en Cultuur verdiepte?
Bijzonder weinig. Mijn juridische stukken zijn zo eenvoudig mogelijk geformuleerd, omdat de strafrechtelijke materie zelf ingewikkeld genoeg is. Daarom worden mijn stukken goed gevonden.
Mijn interesse voor de Klassieke Oudheid heeft wel geleid tot een grote interesse in ethiek, en dat leidde tot een grote interesse in het strafrecht. Bij elke zaak houdt het me opnieuw bezig of iemand in de gegeven omstandigheden een ethisch goede of foute keuze heeft gemaakt. En of je je medemens daarom mag veroordelen.

Als u het voor het zeggen had, dan ..
… had iedereen dezelfde kansen en mogelijkheden in het leven, ook zonder dat daarover een cultureel bepaald oordeel bestond. Dan zou het niet opmerkelijk zijn dat ik full time werk en een gezin heb, net zomin als dat bij een man opmerkelijk is.

Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Dat is de beslissing om strafrechtadvocaat te worden. Nadien ben ik alleen maar bevestigd in de juistheid van die keuze. Elke zaak brengt mij nieuwe inzichten en uitdagingen en dat heeft me in veertien jaar nog nooit verveeld.

Welk wetsartikel vindt u opvallend fraai geformuleerd?
Ik heb een haat-liefdeverhouding met artikel 326 Sr, de strafbaarstelling van oplichting. Het artikel zit me dwars, ten eerste omdat mijn cliënten vaak ervan worden verdacht het te hebben overtreden, ten tweede omdat het een patriarchale aanhef heeft (‘hij die’), en ten derde omdat de hele formulering archaïsch is en de rechtspraktijk een ander criterium hanteert dan in de jurisprudentie tot stand is gekomen. Maar het filosoferen over wat kwalificeert als een valse hoedanigheid, een listige kunstgreep of een samenweefsel van verdichtsels raakt precies aan de ethische vraag wanneer iets strafrechtelijk relevant is en wanneer niet. Dat vind ik prachtig.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Nieuwste berichten

Van onze kennispartners

Scroll naar boven