Erkenning Amerikaans vonnis in Nederland

De Hoge Raad (23 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2184) heeft bepaald dat een vonnis uit Pennsylvania (Amerika) volgens het commune internationale privaatrecht kan worden erkend, nu de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter op internationaal aanvaardbare gronden berust.

In onderhavig geval waren er twee internationaal aanvaardbare grondslagen voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter:
1) de gewone verblijfplaats van de kinderen op het tijdstip van aanhangig maken van het verzoek was in Amerika. Daar doet niet aan af dat de kinderen gedurende de procedure naar Nederland zijn overgebracht. Zowel toepassing van het beginsel van perpetuatio fori als het achterwege laten daarvan is internationaal algemeen aanvaardbaar. Peildatum is niet het tijdstip dat de vader het verzoek tot wijziging van het gezag doet, maar het tijdstip dat de echtscheidingsprocedure aanhangig wordt. Volgens de Hoge Raad is het zeer wel mogelijk dat binnen het verband van een echtscheidingsprocedure op uiteenlopende tijdstippen meerdere verzoeken worden gedaan die tot afzonderlijke beslissingen leiden.
2) prorogatie van rechtsmacht voor de echtscheidingsrechter. Partijen hadden de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter uitdrukkelijk aanvaard. Zij hadden namelijk een verklaring ondertekend dat de Amerikaanse echtscheidingsrechter bevoegd was kennis te nemen van alle zaken aangaande het ouderlijk gezag. Op geen enkel moment heeft de vrouw deze verklaring ingetrokken, noch heeft zij de bevoegdheid van de Amerikaanse rechter aan de orde gesteld. De Hoge Raad acht prorogatie van rechtsmacht een internationaal algemeen aanvaardbare rechtsgrond, nu de gezagskwestie als nevenvoorziening in de echtscheidingsprocedure is verzocht, een van de ouders in het betrokken land zijn gewone verblijfplaats heeft en ouderlijke verantwoordelijkheid over het kind heeft en het belang van het kind ermee is gediend.

AG Vlas concludeert daarentegen (ECLI:NL:PHR:2016:366) dat art. 431 lid 2 Rv niet van toepassing is, daar een rechterlijke beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid een staatsvonnis is. De weigeringsgronden voor erkenning neergelegd in art. 23 lid 2 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (verder: HKV 1996) kunnen volgens hem als richtsnoer dienen, nu de Europese echtscheidingsverordening (Brussel II bis) enkel geldt tussen lidstaten van de EU. Daarmee wordt miskend dat het HKV 1996 ook enkel tussen lidstaten geldt. Bovendien heeft het commune erkenningsrecht bij staatsvonnissen en andere vonnissen zich dusdanig  ontwikkeld dat dezelfde weigeringsgronden gelden. Dit volgt ook uit de beslissing van de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigt – anders dan AG Vlas − dat bevoegdheidsgronden neergelegd in Brussel II bis en het HKV 1996 een aanwijzing opleveren dat deze internationaal aanvaardbaar zijn bij gezag. Deze bronnen zijn in het commune erkenningsrecht van gelijke rang.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven