In het proces tegen Robert M. wordt onder andere onderzocht of hij spijt heeft van zijn kennelijk grootschalige kinderschennis. Het Openbaar Ministerie wil laten zien dat zijn vergrijpen hem niets konden en kunnen schelen. De verdediging wil juist aantonen dat hij niet alleen worstelt met zijn eigen verleden, maar ook met het lot van zijn slachtoffers.
Waarom eigenlijk? Wat is de strafrechtelijke betekenis van spijt, of geen spijt? Verdienen spijtbetuigers minder straf? Als straf dient ter voorkoming van misdrijven, dan lijkt spijt er niet toe te doen. Als het gaat om speciale preventie zegt spijt weinig over toekomstig gedrag. Mensen kunnen geweldige spijt en berouw hebben over wandaden die zij gewoon weer herhalen, mét opnieuw spijt en berouw. Generale preventie wordt al helemaal niet gediend met minder straf bij spijtbetuiging. Rechtsgenoten kunnen immers denken: als ik maar spijtig genoeg doe, ontspring ik een deel van de dans. Dat kan de bedoeling niet zijn.
Maar moet het leed van de spijt toch niet worden meegeteld in de strafbepaling? Spijt is immers niet prettig, tenminste niet voor niet masochistisch ingestelden. Is spijt dan een deel van de loutering, van het “goedmaken” van het kwaad door daders op hun beurt te laten lijden, ook onder hun spijt? Dergelijke vergeldingstheorie wordt wel erg vaag en filosofisch allemaal.
Eerder lijkt het er op neer te komen dat spijtbetuigingen medelijden willen wekken, om rechters er toe bewegen toch iets milder te zijn. Terwijl spijt betuigende verdachten tegelijkertijd en hoe onbedoeld ook niet alleen hun daderschap stellen, maar ook beweren dat zij aansprakelijk zijn. Niemand kan spijt hebben van wat hem overkwam. Het lot kan leiden tot droefenis, verdriet en erger. Spijt vooronderstelt dat de wandaad had kunnen worden nagelaten. Zo beschouwd is spijt eerder een strafverzwarende omstandigheid. Meelevende rechters kunnen dan ook vragen: “Heeft u geen spijt van uw spijtbetuiging?”
Vooronderstelling daarvan is dat verdachten en anderen kunnen besluiten om spijt te hebben, of niet. Kan dat wel? Is het niet eerder zo dat echte spijt voortbrengsel is van inzicht dat verkeerd is gehandeld? Hoezeer ook spijt kan berusten op misverstand? Bijvoorbeeld omdat verboden gedrag eigenlijk helemaal niet zo verboden was, of niet eens echt schadelijk? Toch is echte spijt geen keuze, maar gevolg van een eerdere verkeerde keuze.
Al kunnen verdachten wél besluiten om te doen alsóf zij spijt hebben. Hoe moeten rechters dergelijke schijn onderscheiden van werkelijkheid? Hoe kan worden geweten of iemand echt spijt heeft, als spijt hoe dan ook al een voldoende duidelijk begrip is? Wie kan kijken in zielen van verdachten? Of in welke al dan niet zieke zielen dan ook? Bovendien kan spijt ook te maken hebben met eigenbelang, met spijt over gemiste kansen om er zelf beter van te worden. Dergelijke spijt doet er strafrechtelijk al helemaal niet toe.
Toch is er een beslissende toets – die met onpeilbare zielenroerselen dan ook weinig te maken heeft. Spijt vooronderstelt aansprakelijkheid voor verkeerd gedrag. Verkeerd gedrag verdient straf. Verdachten die echt spijt hebben zullen dan ook instemmen met passende sancties. Als zij zich daartegen verzetten, spelen zij toneel, tenminste als zij spijt betuigen. Zo wordt echte spijt bijna een strafverzwarende omstandigheid – net als valse schijn er van, als contempt of court? Gelukkig is die figuur hier nog niet bekend.
Goede rechters vragen dan ook niet naar spijt of spijt over spijt. Dergelijke vragen leiden strafrechtelijk nergens toe. Antwoorden er op evenmin. Buiten de rechtszaal heeft spijt natuurlijk wél zin. Verontschuldiging en spijtbetuigingen zijn uitingen van respect voor benadeelden. Wie ten onrechte is geschaad door daders die dat hadden kunnen nalaten verwacht niet alleen woorden van berouw, maar ook daden om de schade goed te maken. Alleen die daden kunnen oprechtheid van spijt laten zien, net zo goed als verdachten alleen echte spijt kunnen hebben als zij instemmen met passende sancties.
Als Robert M. werkelijk spijt heeft, dan moet hij daaraan geen woorden meer vuil maken en wél zeggen: ik verdien mijn straf. En ik zal proberen de schade goed te maken. Hoe moet dat? Persoonlijke schade is het verschil tussen twee levens: een mét en een zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis. Werkelijke schadevergoeding is dan ook het terugbrengen van slachtoffers in hun oorspronkelijke posities, alsof nooit iets schadelijks is gebeurd. Wat ook hun schaden zijn, dat gaat met die kinderen niet meer lukken, al helemaal niet met een strafproces.
Zo houdt Robert M. een geweldige schuld over. Al zou hij miljoenen moeten betalen en zijn leven lang in gevangenschap gratis bejaarden moeten wassen, dan nog krijgen zijn slachtoffers niet meer dan twijfelachtige genoegdoening. Die miljoenen komen er trouwens niet en de door hem schoon gewassenen evenmin.
Wat kopen die slachtoffers eigenlijk voor het hele proces? Maakt dat hen hoe dan ook beter? Wat moeten zij met al die holle woorden en ander ijdel ritueel over hun hoofden heen? Spijtig dus dat spijt in het strafproces zo’n aandacht krijgt, dat het strafproces zo’n aandacht krijgt. Wat een vertoning, niet alleen voor de slachtoffers van Robert M.