Tjebbe Geldof over politieke overheidscommunicatie, speechende ministers en coronapersco’s

Mr. van de week is Tjebbe Geldof, docent en onderzoeker aan Tilburg University (maar binnenkort juridisch adviseur bij het CBb). Op 14 december promoveerde hij daar op het proefschrift 'Politieke overheidscommunicatie: Een onderzoek naar de juridische grenzen aan politieke beïnvloeding door de overheid'.

Delen:

Mrvdw Tjebbe Geldof-2ea15658

U onderzocht in hoeverre de overheid door middel van communicatie burgers een bepaalde politieke visie mag opdringen. Hoe is dat in concrete gevallen te beoordelen?
“In mijn proefschrift heb ik een juridisch toetsingskader ontwikkeld aan de hand waarvan de rechtmatigheid van overheidscommunicatie beoordeeld kan worden. In het Nederlandse constitutionele bestel zijn vrije verkiezingen, vrijheid van meningsuiting, pluralisme in het publieke debat en gelijke kansen in de politieke meningenstrijd gewaarborgd. Die beginselen stellen grenzen aan de bevoegdheid van de overheid om te communiceren. Als de overheid publieke middelen inzet om te werven voor een specifieke politieke opvatting of specifieke aan de politieke meningenstrijd deelnemende partijen, dan verstoort de overheid daarmee de gelijke kansen van politieke partijen en het pluralisme in het publieke debat, en handelt zij in strijd met het recht op vrije verkiezingen en vrijheid van meningsuiting.

Concreet zijn er dus twee vragen die telkens beantwoord moeten worden. Ten eerste of de overheid publieke middelen heeft besteed aan de communicatie. Dat is vaak relatief eenvoudig vast te stellen. Lastiger is de tweede vraag, namelijk of de overheid werft voor specifieke politieke standpunten of specifieke aan de politieke meningenstrijd deelnemende partijen. Mijn toetsingskader gaat ervan uit dat die vraag beantwoord kan worden aan de hand van de inhoudelijke kenmerken van de boodschap. Er kunnen meerdere aanwijzingen zijn voor de conclusie dat de overheid aan het werven is, onder andere als een reclame-achtige toon de boventoon voert ten koste van het informatieve gehalte van de boodschap, of als bijvoorbeeld een minister zich expliciet negatief uitlaat over een politieke partij. Is daarvan sprake, dan is de communicatie (mits bekostigd uit publieke middelen) in strijd met de eerdergenoemde constitutionele uitgangspunten en is zij daarmee onrechtmatig.” 

“Graag uw aandacht en applaus voor minister Dilan Yeşilgöz-Zegerius”, klonk het voordat de VVD-bewindsvrouw het podium van de Rode Hoed betrad voor haar recente HJ Schoo-lezing. Daarin stelde ze onder meer dat partijen als Forum voor democratie en de Groep Van Haga geen inhoudelijke agenda hebben. Kan een kabinetslid zich zo’n uitspraak permitteren?
“Dit voorbeeld doet me denken aan een ouder voorbeeld waar ongeveer hetzelfde aan de hand was. In 2017 hield Kajsa Ollongren, toen nog wethouder en locoburgemeester van de gemeente Amsterdam, een speech op een nieuwjaarsborrel van D66 waarin zij zich expliciet negatief uitliet over de PVV. Of mijn toetsingskader op deze voorbeelden van toepassing is, hangt ervan af of de bestuurder in haar officiële hoedanigheid spreekt, of zich eerder uitlaat als partijpoliticus of zelfs als privépersoon. Mijn toetsingskader is immers enkel van toepassing op overheidscommunicatie. Ten aanzien van het voorbeeld van Ollongren concludeerde ik in mijn proefschrift dat er (op basis van de mij bekende informatie) geen publieke middelen aan de speech waren besteed, en er verder ook onvoldoende aanwijzingen waren dat Ollongren daar stond als wethouder. De speech was geen overheidscommunicatie en was daarmee rechtmatig. Bij het voorbeeld van Yeşilgöz ben ik geneigd hetzelfde te zeggen. Hoewel zij wordt aangekondigd als minister en zich duidelijk negatief uitlaat over o.a. Forum voor Democratie, lijkt de speech toch vooral van algemene politieke aard te zijn. Relevant is ook dat de speech wél is gepubliceerd op de website van de VVD, maar (voor zover ik kon zien) niet op de website van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ik zou ook hier zeggen dat er geen sprake is van overheidscommunicatie en de speech daarmee rechtmatig is. Dat zou anders kunnen zijn als bijvoorbeeld zou blijken dat ambtenaren van het ministerie hebben meegeschreven aan de toespraak. Dan is de speech duidelijk wel overheidscommunicatie.”

Premier Mark Rutte en met name toenmalig VWS-minister Hugo de Jonge hebben er werkelijk alles aan gedaan om mensen van het belang van vaccinatie te overtuigen. Is dat ook een vorm van politieke beïnvloeding?
“Het is in ieder geval een vorm van beïnvloeding, waarbij ik gelijk wil opmerken dat ik ervan uitga dat alle communicatie per definitie beïnvloedend is (zelfs een boodschappenlijstje, om maar iets te noemen). Ik denk alleen niet dat de oproep om je te laten vaccineren neerkomt op werving voor specifieke politieke standpunten of specifieke aan de politieke meningenstrijd deelnemende partijen. De overheid neemt besluiten die zij nodig vindt in het algemeen belang, en er moet voor de overheid altijd de mogelijkheid bestaan om over het gevoerde overheidsbeleid te communiceren. Ik zie de vaccinatieoproep eerder als een maatregel waarmee het gevoerde COVID-beleid geëffectueerd wordt. Deze ‘coronacommunicatie’ komt daarnaast niet overeen met één van de aanwijzingen voor wervende communicatie die ik identificeer in mijn proefschrift.

Politiek gezien valt er wel wat aan te merken op de coronacommunicatie van het kabinet. Iedereen herinnert zich vast dat belangrijke nieuwe maatregelen altijd werden aangekondigd op een persconferentie op dinsdagavond. Vervolgens vond op woensdag pas een debat plaats over die nieuwe maatregelen in het parlement. De Tweede Kamer werd dus keer op keer geconfronteerd met een nieuw pakket maatregelen dat al was aangekondigd aan het volk, waarmee de Kamer eigenlijk voor een voldongen feit werd geplaatst. De staatscommissie Biesheuvel, die in 1970 een rapport schreef over overheidscommunicatie, vond dat niet gewenst. Voordat het bestuur het volk door middel van communicatie zou beïnvloeden, moest het parlement eerst zijn zegje hebben gedaan over het voorgenomen beleid. Dat hier in de Tweede Kamer nooit écht een probleem van is gemaakt, vind ik nog altijd verbazingwekkend.”

“Waar visie ontbreekt, komt het volk om”, aldus premier Joop den Uyl in de regeringsverklaring van het door hem geleide kabinet in 1973. Is dat ook niet juist wenselijk, dat de boven ons gestelden een – politiek – verhaal hebben over waar het heen moet met de samenleving?
“Ik begin mijn proefschrift met het standpunt dat overheidscommunicatie goed is. Wij hebben overheidscommunicatie nodig om op de hoogte te blijven van het gevoerde overheidsbeleid, zodat we ons bij de volgende verkiezingen een gefundeerde mening kunnen vormen over hoe de overheid het ervan af heeft gebracht. Het toetsingskader dat ik heb ontwikkeld is daarom absoluut niet bedoeld om de overheid monddood te maken. De stelregel is dat uit publieke middelen bekostigde politieke beïnvloeding onrechtmatig is. Dat impliceert dat het bestuurders bijvoorbeeld wél is toegestaan politieke standpunten in te nemen als er geen publieke middelen voor worden ingezet. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan interviews in kranten, talkshows of andere media. Bovendien kan de eventuele visie van de overheid over ‘waar het heen moet met de samenleving’ tot uitdrukking komen in het gevoerde overheidsbeleid, en dat beleid kan de overheid uiteraard toelichten in haar communicatie. Maar er is wat mij betreft een verschil tussen ‘wij denken dat subsidies op zonnepanelen uiteindelijk een gunstige invloed zullen hebben op het klimaat’ en ‘stem bij het aanstaande referendum vóór ons besluit!’. Om maar iets te noemen.”

U gaat de academische wereld verlaten. Wat wordt de volgende uitdaging?
“Mijn uiteindelijke doel is om rechter te worden, dus ik ga me langzaam onderdompelen in de rechterlijke praktijk. In januari start ik daarom als juridisch adviseur bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.”

Welke serie zag u het laatst?
“Ik begreep dat het een schande is dat ik The Sopranos nog nooit heb gezien, dus die serie ben ik nu aan het kijken.” 

Met welke beroemdheid zou u een gevangeniscel willen delen?
“Met Louis Theroux. Ik wil leren hoe je zulke ongemakkelijke onderwerpen kunt aansnijden en tegelijkertijd zo’n gunfactor kunt behouden bij de mensen die je interviewt.”

Als u het voor het zeggen had…
“… dan zouden jonge docenten aan de universiteit gewoon hetzelfde worden behandeld als andere universitaire medewerkers. De onzekerheid van tijdelijke contracten en van de ene naar de andere universiteit hoppen is echt niet meer te verkopen.”

Benieuwd naar de studententijd van Tjebbe Geldof? Kijk hier.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven