Met een paar keer steken lukt het me om mijn fiets uit het schuurtje en door de tuindeur te manoeuvreren. ik kan niet inschatten of het vandaag moeilijker lijkt te gaan doordat mijn hoofd nog een beetje wollig is van gisteren, of doordat ik de buggydrager er naar eigen (onvoldoende) inzicht op heb gemonteerd. Het feit dat ik dat niet kan inschatten lijkt een aanwijzing voor optie 1…
Stoep af – boink, boink –, ik moet toch echt afleren om al fietsend stoepen op- en af te gaan, te slecht voor de wielen. Niet vergeten, morgen begin ik. Met een geroutineerd gebaar gooi ik over mijn schouder een snoepje naar de kat, om te voorkomen dat hij achter me aan blijft rennen totdat ik op mijn bestemming ben.
Het was een bijzondere dag gister. Ik stelde voor dat het een beetje zo zou zijn als bij mijn afstuderen, de hele dag in het middelpunt van de aandacht en me pas achteraf realiseren hoe leuk de dag eigenlijk was geweest. Toch was het heel anders. Officiëler. Serieuzer.
Ik trap stevig door want al is het maar een klein stukje fietsen, het betrekt nu snel en de weersvoorspelling is ronduit belabberd. Rechtdoor, links en meteen weer een scherpe bocht rechts. Dat wordt nog spannend fietsen als het straks winter is en de straten glad zijn. Niet vergeten.
Eigenlijk is het ook wel heel anders dan afstuderen, bedenk ik me terwijl ik langs de schooltuintjes fiets. Als ik hier fiets moet ik altijd denken aan de record-rode kool die ik daar ooit heb gekweekt. Was het vier kilo, of meer? Ik weet niet meer hoe zwaar hij precies was, maar het was een idioot groot ding. Best grappig om nu te bedenken dat ik de helft van de rode kool vervolgens aan mijn oma heb gegeven, die hem in wel tien verschillende porties heeft ingevroren. Want wat moet je in je eentje met al die kilo’s rode kool?
Lastig toch om je gedachten bij je gedachten te houden als je aan het fietsen bent. Maar goed, anders dan afstuderen dus. In die zin dat je bij afstuderen viert dat je een prestatie hebt geleverd, terwijl ik sinds gister juist aan de slag moet met mijn opleiding. Eigenlijk ben ik al begonnen met studeren voordat er überhaupt een plechtigheid was geweest, onwennig uren achter de computer gezeten in mijn vers ingerichte studeerkamer.
Links, rechts, weer zo’n potentieel eng punt voor de winter. Niet vergeten. Zouden er sneeuwkettingen voor fietsbanden bestaan? Weer rechtsaf, over het spoor en langs de supermarkt. Ik weersta de neiging om een croissantje te halen, al zou een vette hap nu erg welkom zijn. Neus in de wind, misschien werkt dat ook.
De zitting was leuk gister. De rechter, de officier en de vertegenwoordiger van de deken hadden er duidelijk werk van gemaakt. We zaten met zijn tienen toch enigszins nerveus op de eerste rij en in mijn hoofd herhaalde ik steeds mijn tekst. Drie woorden, zo moeilijk kon het toch niet zijn.
Nu een flink stuk rechtdoor, dan een drukke weg overstreken en linksaf. Dan het sportieve deel van de tocht, met een scherpe bocht (oeioei, laat het toch niet glad worden dit jaar!) rechtsaf een steile brug op.
De vertegenwoordiger van de deken loofde gister de sportieve activiteiten van de aanwezige nieuwe collega’s en confrères. Achter mij verslikte mijn zusje zich en ik kon mijn gezicht moeilijk in de plooi houden. Hoewel ik meteen geloof dat deze typering opging voor de anderen, sta ik niet bepaald bekend om mijn sportieve inborst.
Langs de visstal – zal ik straks een haring halen? -, de schouwburg en ik zie het kantoor al liggen. De lichten zijn nog uit, maar ik ben dan ook vroeg. Binnen zet ik het koffiezetapparaat aan en ga achter mijn computer zitten. Terwijl buiten het noodweer losbarst, pas ik mijn email-handtekening aan: “Emma de Boer, advocaat”.