Als niet of niet helemaal duidelijk is wat een contractuele bepaling betekent, moet deze worden uitgelegd. Daarvoor bestaat al sinds 1981 het Haviltex-criterium: het niet genoeg is om alleen maar naar de taalkundige betekenis van de tekst te kijken. Ook moet gekeken worden welke betekenis de partijen aan de tekst gaven en wat ze over en weer van elkaar mochten verwachten. Maar wat nou als de als partijen op basis van de tekst van de overeenkomst komen een heel andere uitleg? Als partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beider interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is? Het Gerechtshof had in een kwestie die leidde tot de uitspraak van Hoge Raad van 13 november 2015, gekozen voor een zuiver taalkundige uitleg. Maar daar is de Hoge Raad het niet mee eens. De oplossing van de Hoge Raad voor de kennelijk door het Gerechtshof gevoelde Gordiaanse knoop is eenvoudig: ook dan (of moet je niet zeggen: juist dan!) geldt het Haviltex-criterium.
Het ging in de kwestie die de Hoge Raad haalde om een echtscheiding. De man en de vrouw waren daarbij overeengekomen – zoals dat gaat bij echtscheidingen – dat bepaalde vermogensbestanddelen aan de man respectievelijk de vrouw zullen toekomen dan wel zullen worden toegescheiden. Volgens de overeenkomst zouden bepaalde certificaten van de aandelen aan de man worden toegedeeld, wat bij notariële akte later deels verder werd uitgewerkt en vastgelegd. Partijen waren het niet eens over de waardering en over de vraag of een eventuele aanmerkelijkbelangclaim op grond van de gesloten overeenkomst voor rekening van de man zou komen. Dat maakte hier nogal een verschil: een correctie hiervoor zou € 650.000 bedragen. De Rechtbank vond dat de aanmerkelijkbelangclaim leidde tot een lagere waardering. Het Gerechtshof oordeelde dat de overeenkomst op basis van de bewoordingen zo moest worden uitgelegd dat aanmerkelijkbelangclaim voor rekening van de man diende te komen en de waardering op dit punt dus niet gecorrigeerd moest worden. Maar dat houdt bij de Hoge Raad geen stand.
Het Gerechtshof had in de ogen van de Hoge Raad dan ook mede aan de hand van de door partijen aangevoerde omstandigheden moeten vaststellen wat de betekenis van de desbetreffende passage in de overeenkomst was. Juist in het geval waarbij partijen haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren (en dat komt in de praktijk bepaald niet zelden voor) zal de rechter aan de hand van het Haviltex-criterium moeten bepalen welke uitleg hij het meest aannemelijk acht.