Het cbb als redder in de (corona)nood

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven haalt alle bestuursprocesrechtelijke instrumenten uit de kast om een door de coronacrisis getroffen onderneming te redden.
Het cbb als redder in de (corona)nood

Echt een geval van snelrecht. Een touroperator stelt beroep in tegen de weigering van de minister van EZK tot het verstrekken van subsidie in de vorm van een garantstelling (voor 80%) voor een door de bank aan appellante te verstrekken Covid-lening van 25 miljoen euro. De minister wijst de subsidie-aanvraag af omdat de onderneming ook los van de Covid-crisis onvoldoende levensvatbaar zou zijn. Het bezwaar daartegen door de touroperator wordt niet ontvankelijk verklaard omdat zij geen belanghebbende zou zijn. De touroperator zou slechts een afgeleid belang hebben omdat de bank de subsidie aanvraagt en niet de touroperator, aldus de minister in zijn besluit van 30 juli 2020.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) behandelt het beroep versneld vanwege de nijpende financiële positie van appellante en komt al op 13 oktober 2020 met zijn uitspraak (ECLI:NL:CBB:2020:748). Dit is een knappe prestatie.

Het CBB ruimt in zijn uitspraak eerst het formele punt van de niet-ontvankelijkheid uit de weg. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de conclusie van AG Widdershoven van 7 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3474), in het bijzonder bij het daarin geformuleerde normatieve uitgangspunt dat de derde ook wanneer sprake is van een afgeleid belang toegang moet hebben tot de bestuursrechter en dus als belanghebbende moet worden aangemerkt als hij door het besluit wordt geraakt in een recht of een rechtens beschermd belang. Van dat laatst is hiervan sprake.

De touroperator maakt vervolgens ter zitting aannemelijk dat zij nog slechts voor een zeer beperkte periode financiële middelen heeft, om welke reden het CBB het geschil definitief probeert te beslechten (vgl. artikel 8:41a Awb) door zelf in de zaak te voorzien door een inhoudelijke beslissing op bezwaar te nemen (artikel 8:72 lid 3 sub b Awb). De minister probeert daaraan nog te ontkomen door te betogen dat het geschil alleen gaat over de ontvankelijkheidsvraag, maar daaraan gaat het CBB voorbij. Ook probeert de minister met datzelfde argument en met een beroep op het vertrouwelijke karakter daarvan vergeefs voorbij te gaan aan het verzoek van het CBB om stukken in te zenden met daarin de inhoudelijke onderbouwing van de afwijzing van de garantstellingssubsidie.

Omdat de touroperator met stukken voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar perspectieven op het ijkmoment wel voldoende bevredigend waren en hetgeen de minister daartegenover heeft gesteld niet voldoende is om dat te weerleggen, vernietigt het CBBhet bestreden besluit en ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het CBB herroept vervolgens het primaire besluit en verstrekt de subsidie in de vorm van een garantstelling aan de bank tot een bedrag van (80% van) de lening van 15 miljoen euro omdat ter zitting was gebleken dat een dergelijke lening toereikend zou zijn.

Meer weten over deze organisatie(s)?

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven