Op LinkedIn spreekt Van Osch over ‘breaking news’, nu het Hof van Justitie EU op 27 juni heeft bepaald dat rechters-plaatsvervangers hetzelfde vakantieverlof en sociale zekerheid toekomen als ‘gewone’ rechters. De grondslag: gelijke behandeling.
Italiaanse magistraten
De zaak gaat om vier Italiaanse ‘honoraire magistraten’: juristen die naast hun voornaamste beroepsactiviteit voor een in theorie beperkte periode gerechtelijke taken uitoefenen en die geen lid zijn van de rechterlijke macht. Zij zijn procuratore onorario aggiunto (honoraire hulpofficier van justitie) en giudice onorario (honoraire rechter). Dit viertal doet dit werk al meer dan zestien jaar. In maart 2016 hebben zij beroep ingesteld bij de Tribunale amministrativo regionale per il Lazio (bestuursrechter in eerste aanleg) waar ze hebben gevorderd dat zij economisch en juridisch dezelfde behandeling krijgen als gewone magistraten. Nadat deze zaak was verloren, zijn zij in hoger beroep gegaan bij de hoogste bestuursrechter (Consiglio di Stato). Deze heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie.
Povere salariëring
Die oordeelde dat honoraire rechters en honoraire officieren van justitie ook recht hebben op een vergoeding tijdens ‘gerechtelijke’ vakanties en op verplichte sociale zekerheid en verzekering tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten. Deze uitspraak over Italiaanse collega’s, schrijft Van Osch, kan niet anders dan gevolgen hebben voor de Nederlandse situatie. In het NJB (6 januari 2024) vroeg hij al aandacht voor de verschillen in rechtspositie en in het bijzonder de magere vergoeding voor rechters-plaatsvervangers en raadheren-plaatsvervangers, en deed een oproep om dit aan te passen. Die ongelijke behandeling had Van Osch zelf ervaren. Toen hij na zijn pensionering als een ‘soort zzp’er’ voor enkele dagen per maand zittingen ging doen, schrok hij van de ‘povere’ salariëring: netto niet veel meer dan het minimumloon. Hij rekende voor dat een raadsheer-plaatsvervanger in vaste dienst voor een zittingsdag € 1.300 bruto krijgt, en een plaatsvervanger € 409 bruto. “Dat steekt toch wel karig af.”
Oproep
Inmiddels hebben de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) als de Raad voor de Rechtspraak zich achter die oproep geschaard, aldus Van Osch. Hij roept de minister van Justitie David van Weel op om op zijn eerste werkdag een einde te maken aan deze ongelijke behandeling, en om een regeling te treffen voor het verleden. “Immers, de (EU-)rechter creëert geen (nieuw) recht maar constateert wat al rechtens is.”