Mr. van de week is mr. Maarten Mussche. Hij promoveert aanstaande vrijdag aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op zijn onderzoek naar de wijze waarop vennootschapsbestuurders omgaan met informatie van anderen. Voor zijn promotieonderzoek verbleef hij zes maanden aan het Max Planck Instituut, een onafhankelijke instelling voor wetenschappelijk onderzoek, in Hamburg. De titel van zijn proefschrift luidt: ‘Vertrouwen op informatie bij bestuurlijke taakvervulling’.
Wat is (in het kort) het onderwerp van uw proefschrift?
Mijn proefschrift gaat over de vraag of en onder welke omstandigheden bestuurders van vennootschappen mogen vertrouwen op informatie van anderen.
Tot welke aanbevelingen komt u?
Bestuurders kunnen en hoeven niet alles zelf te weten. Zij mogen onder omstandigheden vertrouwen op informatie van anderen. Als een bestuurder meende en redelijkerwijs mocht menen dat hij handelde op basis van voldoende en voldoende betrouwbare informatie, dan dient hij niet aansprakelijk te zijn voor eventuele onjuistheden in die informatie.
Wat is de leukste stelling in uw proefschrift?
Van de stellingen bij mijn proefschrift krijg ik veruit de meeste (positieve en negatieve) reacties op de stelling: “Omdat in de rechtswetenschap geen objectieve waarheid bestaat, is zij een applauswetenschap: haar beoefenaars zijn zo goed als zij door hun vakgenoten gevonden worden. Rechtswetenschappers hebben daardoor de natuurlijke neiging om elkaar na te praten.”
Vorige week sprak u op het Ondernemingsrecht Diner. Had u daar wel tijd voor, zo vlak voor uw promotie?
Juist nu had ik daar tijd voor. Mijn proefschrift is gereed en ik begin pas in september in de advocatuur. En anders had ik er wel tijd voor gemaakt. Het thema van het Ondernemingsrecht Diner sloot naadloos aan op het onderwerp van mijn proefschrift. Het was een mooie generale.
Wie was bij het schrijven van uw proefschrift uw bron van inspiratie?
Dat was ongetwijfeld mijn promotor Maarten Kroeze. Ik realiseerde me zijn invloed pas goed toen mijn proefschrift naar de kleine commissie ging. In mijn proefschrift ga ik uit van de aanname dat bestuurders voorzichtiger handelen naarmate het gevaar voor aansprakelijkheid toeneemt. Deze gedachte is ontleend aan het werk van Kroeze. Een lid van de kleine commissie vroeg mij of dat wel echt zo is en hoe ik dat dan weet. Ik had me dat voordien eigenlijk nauwelijks afgevraagd. Kennelijk onderscheid ik me niet van de rechtswetenschappers die ik hiervoor beschrijf in de ‘leukste’ stelling van mijn proefschrift.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Dan kies ik niet voor een artikel, maar voor de bombastische preambule bij de Amerikaanse constitutie, “We the People“. Fantatisch, een wetstekst die klinkt als de trailer van een chauvinistische Hollywoodfilm.
Welk wetsartikel het slechtst?
Begin dit jaar was ik bij de promotie van Bart Keupink over strafrechtelijke zorgplichten. Een commissielid vroeg aan een van de paranimfen – tot vermaakt van de aanwezigen – om art. 18 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor te lezen. De tweede volzin van dat artikel bevat maar liefst 102 woorden. Nog los van Keupinks rechtsstatelijke bezwaren is het alleen om die reden al niet bepaald fraai te noemen.
Wat is het hoogtepunt uit uw juridische carrière?
Dat wordt hopelijk mijn promotie komende vrijdag.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
www.thedefiningtension.com, het ondernemingsrechtelijke weblog van onder anderen Bastiaan Assink.
Welk boek las u het laatst?
How we decide van Jonah Lehrer, een populair-wetenschappelijk boek over de neuropsychologie van het nemen van beslissingen.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Lastig. Geef mij maar een cel in m’n eentje.
Weet u een goede Mr. van de Week? Mail ons: office@mr-magazine.nl