Mr. van de week is prof. dr. Peter Rijpkema, hoogleraar Algemene Rechtsleer aan de Universiteit van Amsterdam. Hij hield afgelopen donderdag, 27 mei, zijn oratie, die als titel heeft: ‘De persoon op de grenzen van het recht’.
Internationaal recht is niet langer uitsluitend het recht tussen staten, maar bepaalt steeds meer ook direct de rechten, plichten en bevoegdheden van personen. Wat merkt de burger daarvan?
Enerzijds biedt het internationale recht additionele rechtsbescherming, bijvoorbeeld door middel van het EVRM, anderzijds creëert vooral het EU-recht een eigen rechtsorde waarin onze onderlinge verhoudingen anders gereguleerd kunnen worden dan we onder het nationale recht gewend waren.
Welke invloed heeft het internationaal recht op het aan ons recht ten grondslag liggende rechtvaardigheidsideaal?
Een rechtssysteem als geheel van rechten, plichten en bevoegdheden geeft impliciet uitdrukking aan een ideaal hoe mensen met elkaar behoren om te gaan, welke vrijheid ze behoren te hebben en welke mate van solidariteit we van elkaar mogen verwachten. De ontwikkeling van het internationale recht beïnvloedt de mogelijkheid om dat ideaal te realiseren.
Moeten we daar blij mee zijn?
Dat is precies de vraag. Als het bijdraagt aan het realiseren van ons rechtvaardigheidsideaal wel, maar als het dat ondergraaft niet. Ik pleit ervoor de ontwikkelingen in met name het Europese recht meer vanuit dit perspectief te beoordelen.
Wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Ik heb gestudeerd bij Ronald Dworkin. Zijn strijd tegen het rechtspositivisme en voor aandacht voor de waarden en idealen die in het recht tot uitdrukking komen, is een blijvende bron van inspriatie.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Art. 3:13 BW: een bevoegdheid kan niet worden ingeroepen als de uitoefening daarvan apert onredelijk zou zijn. Het impliceert de erkenning door de wetgever dat apert onrechtvaardig handelen niet door het recht gesanctioneerd kan worden en we daarom niet kunnen blindvaren op het recht, maar steeds zelf ook moeten nadenken: kan ik het ten opzichte van mijn medeburgers wel rechtvaardigen om dit te doen?
Welk wetsartikel het slechtst?
Art. 5 lid 1 Algemeen Reglement Vervoer. Het is een voorbeeld van een veel te open geformuleerde strafbepaling. Ook in dat geval kunnen we niet blindvaren op het recht, maar in het strafrecht is dat onwenselijk.
Wat is het hoogtepunt uit uw juridische carrière?
Mijn benoeming tot hoogleraar aan mijn Alma Mater.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
Laat ik maar eens kiezen voor lowbrow: ik ben een fan van Google Scholar: van de zoekresultaten direct doorklikken naar de full text via UvA-linker of Google Books, gegevens automatisch opslaan in EndNote, en direct verwijzingen naar citaten en aanverwante artikelen. Prachtig!
Welk boek las u het laatst?
De droefenis van copyrettes van Menno Wigman. Prachtige gitzwarte gedichten, gekregen ter gelegenheid van mijn oratie van mijn collega aan de VU, Wouter Veraart.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Nou, als ik er toch zou moeten zitten, dan het liefst met mijn vriendin, tenzij dat de reden zou zijn om haar van haar vrijheid te beroven.
Weet u een goede Mr. van de Week? Mail ons: office@mr-magazine.nl