U bent al decennialang werkzaam aan de Radboud Universiteit. Hoe voelt u zich, nu uw afscheidscollege erop zit?
“Het was een fantastische dag, mooie toespraken gehad, een fraaie opstellenbundel van (oud-)collega’s ontvangen, veel vrienden, collega’s, bekenden en (oud-)studenten de hand geschud. Als je na meer dan veertig jaar afscheid neemt van de universiteit, is het ook wel mooi geweest. Aan alles komt een einde. Tijd om van mijn vrije tijd te genieten en nog een beetje staatsrechtelijk onderzoek te doen.”
De afgelopen tijd is er regelmatig veel te doen rond politici en beleidsmakers die wellicht niet altijd even integer blijken te zijn. Het onderwerp integriteit in het parlement en de regering lijkt daarmee actueler dan ooit. Hoe kijkt u daarnaar?
“In de Nederlandse politiek is de laatste jaren een voorzichtig begin gemaakt met het ontwikkelen van integriteitsregels voor parlementsleden en bewindspersonen. Maar het is niet meer dan een beginnetje. De gedragscodes zijn beknopt, de regels zijn vaag, een duidelijke uitleg en goede handhaving ontbreken nog. De omgang met lobbyisten is bijvoorbeeld nauwelijks gereglementeerd en de registratie van contacten met lobbyisten ontbreekt volledig. Er valt nog heel wat aan te verbeteren. Nederland loopt ver achter op het punt van een volwaardig integriteitssysteem voor politici.”
Wat is uw belangrijkste inzicht als het gaat om de handhaving van integriteitsregels binnen ons staatsrechtelijk bestel?
“De handhaving van integriteitsregels is betrekkelijk zwak geregeld. Alleen de Tweede Kamer kent een externe onafhankelijke instantie (het College van onderzoek integriteit) die integriteitsschendingen onderzoekt en rapporteert aan de Kamer, die dan eventueel een sanctie kan opleggen aan Kamerleden die wangedrag vertonen. De sanctionering schiet echter tekort. In de Eerste Kamer ontbreekt een handhavingsmechanisme bij integriteitsschendingen. Het is daar een vrijblijvende aangelegenheid, met alle risico’s van dien. Hetzelfde geldt voor de handhaving van integriteitsregels voor bewindspersonen. Extern toezicht ontbreekt. Het risico is groot dat niet wordt opgetreden tegen politici, maar politieke overwegingen de doorslag geven. De afgelopen kabinetsformatie illustreert dat de integriteit van kandidaat-bewindspersonen als het erop aankomt geen prioriteit heeft. Er is nog veel werk aan de winkel.”
U studeerde in het begin van uw academische carrière af met een scriptie over kabinetscrises en kabinetsformaties. Hoe kijkt u met die kennis naar de huidige kabinetsformatie in Nederland?
“Het proces van kabinetsvorming is in 2012 ingrijpend gewijzigd, toen de Tweede Kamer het voortouw nam bij de aanwijzing van (in)formateurs, en de Koning uit de formatieprocedure verdween. Op zichzelf was dat een positieve ontwikkeling. Het vormen van een nieuw kabinet na verkiezingen blijft echter een lastige aangelegenheid met verkiezingen volgens een kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging en een aanzienlijke partijversplintering. Een kiesdrempel, zoals in de BRD, zou een positieve werking kunnen hebben.”
In het NRC noemde u de hoorzittingen met te benoemen ministers onlangs een ‘politiek toneelstukje’. Waaruit bestaat uw kritiek in dezen precies?
“De Tweede Kamer hoeft nu eenmaal niet in te stemmen met ministersbenoemingen. Ministers worden benoemd bij koninklijk besluit. De Kamer kan het vertrouwen opzeggen in zittende ministers. Maar instemming met hun benoeming is niet aan de orde. In die zin zijn hoorzittingen met ministerskandidaten staatsrechtelijk onzinnig. Het idee van de hoorzittingen was enerzijds een kennismakingsgesprek te voeren, maar dat kan ook na de benoeming en beëdiging, en anderzijds de geschiktheid van de bewindspersonen te beoordelen. Een soort sollicitatiegesprek dus. Nog afgezien van het feit dat geschiktheidseisen niet voorhanden waren om te beoordelen, was het misplaatst om te spreken van een sollicitatiegesprek, nu de betrokken Kamerleden, die in hun Kamercommissie de kandidaat-bewindspersonen hoorden, niet bevoegd waren om te oordelen over (on)geschiktheid in het kader van de benoeming. Ik vond de hoorzittingen bovendien nogal knullig georganiseerd.”
Vindt u het niet erg jammer dat u afzwaait als hoogleraar, juist nu er op staatsrechtelijk vlak zoveel te beleven valt in de Nederlandse politiek?
“Ik zwaai weliswaar af als hoogleraar, maar ik blijf als emeritus nog wel een beetje actief in het vakgebied, dus er is alle gelegenheid om deze bijzondere omstandigheden in de Nederlandse politiek te blijven volgen.”
Wat staat er op uw bucketlist?
“Te veel om op te noemen.”
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
“Eén hoogtepunt is er niet. Een aantal onderzoeksprojecten en publicaties met collega’s uit het vakgebied koester ik als hoogtepunten. Vooral de goede samenwerking met anderen heeft mij veel gebracht in het onderzoek en onderwijs.”
Welk boek las u het laatst?
“Dat was een boek van Ron Chernow, getiteld Grant, een biografie van Ulysses S. Grant, hoogste generaal van de strijdkrachten van de Unie in de Amerikaanse Burgeroorlog en daarna president van de VS. Een fascinerende figuur in de Amerikaanse geschiedenis.”
Wat is niet over u bekend, dat wel interessant is?
“Ik weet niet of het interessant is, maar ik film graag als amateurfilmer.”