De voorzieningenrechter in Amsterdam heeft een interessant vonnis gewezen over licentievoorwaarden en het mededingingsrecht (ECLI:NL:RBAMS:2020:4908).
Aanleiding is een geschil tussen IBTT, een onderneming die zich bezighoudt met het ontwerpen en produceren van pluche knuffels voor verschillende merken, en Dromenjager, de merkhouder van Woezel & Pip. Dromenjager verleent licenties aan partijen die Woezel & Pip-producten op de markt brengen. Tussen IBTT en Dromenjager is een licentieovereenkomst gesloten. Op basis van die overeenkomst is het IBTT verboden producten aan bepaalde retailers waaronder Kruidvat te verkopen. Ook mag IBTT geen kortingen geven zonder toestemming van Dromenjager en zijn kortingen door Dromenjager gemaximeerd. Hierover ontstaat een geschil en IBTT vordert Dromenjager te veroordelen de verkoop aan Kruidvat toe te staan aangezien de bepalingen in de licentieovereenkomst in strijd zijn met het Nederlands en Europees mededingingsrecht.
De voorzieningenrechter heeft IBTT in het gelijk gesteld. IBTT en Dromenjager staan in een verticale verhouding tot elkaar. Uit de Groepsvrijstelling en Richtsnoeren Verticale Overeenkomsten volgt dat een overeenkomst niet onder de Groepsvrijstelling valt indien deze een zogenoemde hardcore beperking bevat. Op basis van het Expedia-arrest (ECLI:EU:C2012:795) moet ervan worden uitgegaan dat hardcorebeperkingen worden aangemerkt als een merkbare beïnvloeding van de handel tussen lidstaten waardoor de De Minimis-mededeling niet van toepassing is. De voorzieningenrechter vindt hiervoor onder andere steun in het arrest van de Hoge Raad in de zaak KNMvD/Agib (ECLI:NL:HR:2017:1354). Omzet en marktaandeel speelt bij hardcore beperkingen geen rol, aldus de voorzieningenrechter.
De bepalingen in de licentieovereenkomst zijn dergelijke hardcore beperkingen, namelijk verticale prijsbinding en beperking van de klanten waaraan IBTT mag leveren. De voorzieningenrechter wijst erop dat deze bepalingen grote gelijkenis vertonen met de bepalingen die NBC Universal hanteerde en die de Europese Commissie als hardcore beperkingen heeft aangemerkt (en waarvoor een hoge boete is opgelegd). Ook merkt de voorzieningenrechter op dat de licentieovereenkomst niet voorziet in een selectief dan wel exclusief distributiestelsel op basis waarvan Dromenjager haar merk en/of marketingstrategie had kunnen beschermen. De conclusie is dan ook dat de bepalingen in de licentieovereenkomst in strijd met artikel 101 VWEU en nietig zijn. De overige bepalingen in de licentieovereenkomst blijven wel in stand. Een ander oordeel zou tot het ongewenste resultaat leiden dat het IBTT bijvoorbeeld niet langer zou zijn toegestaan de Woezel&Pip-merken te gebruiken. Dromenjager wordt daarom veroordeeld om de verkoop aan Kruidvat toe te staan.
Ook in het hoger beroep van Action Sport tegen sportfabrikant Nike draaide het onlangs om de vraag of er sprake was van een hardcore beperking in een distributieovereenkomst. In die zaak was de vraag of het een leverancier is toegestaan haar distributeurs te verbieden producten via (online) marktplaatsen te verkopen. Het hof Amsterdam stelde in lijn met het Coty-arrest vast dat een marktplaatsverbod geen hardcore beperking betreft en dus wel is toegestaan (ECLI:NL:GHAMS:2020:2004).