Van fundamenteel recht naar het verwijt van vertragingstactiek

Het ondervragingsrecht van belastende getuigen is een fundamenteel recht op basis van artikel 6 EVRM, wat mede blijkt uit een aantal door het EHRM geconstateerde schendingen. Toch krijgt de verdediging het verwijt dat zij dat ondervragingsrecht enkel aangrijpt als vertragingstactiek.

Delen:

beeld: Depositphotos

Het komt niet vaak voor dat een strafrechter openlijk twijfelt aan de gehanteerde processtrategie door de verdediging. Dat zou ook vreemd zijn, aangezien de rechter normaliter spreekt door zijn vonnis en oordeelt over wat is voorgehouden aan bewijs en aan verweren die zijn gevoerd. Een verwerping is beter dan een verwijt. De verdediging moet het wel heel bont hebben gemaakt wil de rechter een sneer opnemen in het vonnis, maar zelfs in de situatie dat een rechter zich heeft geërgerd is dat onverstandig. Het kan gemakkelijk afdoen aan het beeld van objectiviteit en onafhankelijkheid. Vooral als een rechtbank net gewraakt is, kunnen passages die los van de inhoud de stijl van een advocaat bekritiseren, al snel de verdenking op de rechtbank laden dat die gekrenkt is en zich te zeer laat kennen: “Uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zijn, ook door het zeer wijdlopige en grammaticaal niet kloppende taalgebruik, niet eenvoudig te onderscheiden.” Los van het feit dat het afleidt van de kern van de zaak, dient de rechter wat mij betreft terughoudend te zijn in dit soort overbodige uitlatingen, ook omdat die rechter vaak geen idee heeft voor welke uitdagingen een advocaat in een concrete zaak is gesteld, bijvoorbeeld in relatie tot diens cliënt. Het devies terughoudend te zijn in het elkaar de maat nemen geldt wat mij betreft alle procesdeelnemers, zelfs als een procedure in cassatie loopt. Het verwijt zou gemakkelijk kunnen worden gemaakt dat het goed toeven is in de ivoren toren.

Recent heeft zowel het gerechtshof Amsterdam als een Amsterdamse rechter-commissaris zich wat dit betreft van zijn slechtste kant laten zien. In de zaak bij het gerechtshof verzochten de advocaten van de verdachten tijdens de inhoudelijke behandeling toch nog belastende getuigen te mogen horen. Dat was naar de mening van het gerechtshof te laat, maar vooral onbegrijpelijk nu de verdediging in een eerder stadium te kennen had gegeven niemand te willen horen. Het leidde niet alleen tot afwijzing van de betreffende getuigen, maar zelfs tot een ronkend persberichtje op rechtspraak.nl: Hof zet streep door vertragingstactiek strafrechtadvocaten. “De verdediging had geen goede argumenten waarom zij van mening was veranderd. Het hof kiest voor deze strenge benadering omdat deze werkwijze van advocaten recent vaker voorkomt en funest is voor de kwaliteit en de effectiviteit van de strafrechtspleging.” Deze generalisering voelt als een dolksteek in de rug en is een rechter onwaardig, zeker nu die wrevel verder niet wordt onderbouwd.

Bovendien is de gang van zaken bij het gerechtshof gefileerd door cassatiespecialist Baumgardt: het betrof een OM-appel, waarbij de verdediging op de regiezitting te kennen had gegeven geen wensen te hebben maar juist in overleg met het OM te willen treden om dat appel in te trekken, waarna bovendien de advocaat-generaal de pleegperiode in de tenlastelegging verruimde en het gerechtshof mede daarom en aan de hand van de betwiste getuigenverklaringen kwam tot een hogere strafoplegging. Ook een Amsterdamse rechter-commissaris had zich laten gaan ten overstaan van twee advocaten die in een strafzaak onderzoekswensen toegekend hadden gekregen van de rechtbank, waaronder het horen van getuigen in het buitenland. In de categorie ‘laten we elkaar geen mietje noemen’ (sic) had de rechter-commissaris er fijntjes op gewezen dat het de advocaten vooral te doen was geweest om de loop van het strafrechtelijk onderzoek verder te vertragen met tijdrovende zo niet onmogelijke verzoeken. Het leidde uiteindelijk tot een succesvolle wraking van de rechter-commissaris.

Het is onduidelijk waarom de verruiming van de mogelijkheden van het ondervragingsrecht van belastende getuigen tot zoveel wrevel leidt. Waar het EHRM in het kader van het streven naar equality of arms op basis van het fundamentele recht op een eerlijk proces conform artikel 6 EVRM zo stellig Nederland heeft veroordeeld voor een veel te zuinige benadering van dat ondervragingsrecht, krijgt de advocatuur in ruil daarvoor het verwijt alleen maar op vertraging uit te zijn. Dit wringt des te meer daar de strafrechters blijkbaar niet altijd lering hebben getrokken uit de zaken Vidgen en Keskin. Recent is Nederland namelijk weer twee keer op de vingers getikt in de zaken Caliskan en Safssafi ten aanzien van het schenden van het ondervragingsrecht, met herzieningen tot gevolg. Dat werkt trouwens ook wel vertragend, zo’n veroordeling van het EHRM. Misschien dat het gerechtshof Amsterdam over een aantal jaren na de cassatie nog eens in de herkansing mag…



Meer weten over deze organisatie(s)?

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven