Dat schreef de bewindsman onlangs in antwoord op schriftelijke vragen van Michiel van Nispen, Kamerlid namens de SP. Die stelde ze naar aanleiding van het recente NJB-artikel ‘Rechtswinkels: een blinde vlek in het landschap van rechtshulpverlening’. De auteurs pleitten voor investering in verdere professionalisering van rechtswinkels, om hun rol als springplank voor de sociale advocatuur te versterken. Ze kunnen als opstapje fungeren voor rechtenstudenten naar een carrière als sociaal advocaat: “Het is niet ondenkbaar dat, door de samenwerking tussen advocaten en rechtswinkels te versterken, het beroep van de sociaal advocaat beter onder de aandacht komt van toekomstige juristen die nu in rechtswinkels werken.”
Ongelijk verdeeld
Dat weerspreekt Weerwind niet, maar meer ondersteuning zit er voorlopig niet in – noch voor initiatieven van bestaande, noch voor nieuw op te richten rechtswinkels. Op het moment zijn ze ongelijk verdeeld over het land. In Amsterdam zijn er twaalf waarvan sinds het begin van dit jaar drie specifiek voor vrouwen; in Drenthe en Zeeland is er überhaupt geen. Maar meer dan de omstreeks dertig gesubsidieerde rechtswinkels die die Nederland nu telt, zullen er op korte termijn dus niet komen. Niet op kosten van de staat, althans.
Niet verantwoordelijk
De minister benadrukt dat het huidige veld tot stand is gekomen op basis van lokale initiatieven, waardoor het kan zijn dat de ene regio over meer rechtswinkels beschikt dan de andere. “Het ministerie van Justitie en Veiligheid is niet verantwoordelijk voor de landelijke spreiding van rechtswinkels.” Evenmin is het aan JenV om ze op te richten. Voor nu geldt dat wie in 2020 of 2021 in subsidie ontving, daarvoor in aanmerking blijft komen. Op termijn is Weerwind bereid te onderzoeken of de regeling moet worden aangepast, “waarbij het huidige financiële kader leidend is.” Of hijzelf nog daaraan toekomt is maar zeer de vraag, aangezien er volgend jaar een nieuw kabinet geformeerd zal moeten worden.