Het was een misdrijf op bestelling. Een (toen) twintigjarige man zou tegen betaling de opdracht hebben aangenomen (van een onbekend gebleven persoon) om een Zoetermeerse advocaat te ‘bekrassen’. Ze moest worden verminkt, niet gedood. De verdachte komt op 26 september 2017, na een afspraak, op haar kantoor. Na een kort gesprek duwt hij haar tegen de muur en steekt haar met een stanleymes in haar gezicht, op haar hoofd en in haar hand. Het slachtoffer loopt daarbij drie (diepe) sneden op: in haar rechterwang (ongeveer 6 centimeter), van de onderkant van haar linkeroor richting haar mond, en op haar hoofd. Zij wordt met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
Zware mishandeling
De rechtbank Den Haag veroordeelt de verdachte voor poging tot moord en legt hem een gevangenisstraf op van acht jaar en drie maanden. In hoger beroep wordt dit negen jaar en tien maanden. Na cassatieberoep verwijst de Hoge Raad de zaak terug naar het hof Den Haag. De kwalificatie is dan gewijzigd naar zware mishandeling met voorbedachten rade. Het slachtoffer, zo stelt het hof, is voor het leven getekend. Zij heeft haar carrière als advocaat door deze steekpartij moeten beëindigen. Het hof houdt er in ‘sterk strafverzwarende zin’ rekening mee dat het slachtoffer werkzaam was als advocaat en in die hoedanigheid is aangevallen. De man wordt deze keer veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en zes maanden.
Schadevergoeding
De advocaat heeft zich in eerste aanleg als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële (€ 155.756) en immateriële schade (€ 22.500). In hoger beroep is de materiële schadevergoeding verlaagd naar € 132.482, omdat de post ‘kosten kinderopvang’ is weggehaald, en de posten ‘reiskosten’, ‘medische kosten’ en ‘gederfde inkomsten’ zijn verlaagd. De advocaat-generaal concludeerde tot toewijzing van deze vordering. De advocaat stelt dat zij als gevolg van het steekincident arbeidsongeschikt is geraakt en daardoor inkomensschade heeft geleden. Zij vordert € 63.998. Voor het hof is het duidelijk dat zij inkomensschade heeft geleden, maar er zijn onvoldoende aanknopingspunten om dit in de deze procedure te begroten. Zo zou het hof moeten weten wat het nettosalaris is dat de advocaat van haar holding-BV ontving. Ook is onduidelijk in hoeverre haar BV het loon tijdens ziekte heeft doorbetaald. Deze vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard. De advocaat kan die vordering wel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Faillissement
De advocaat stelt verder dat het kantoor dat zij samen met haar zus had als gevolg van de aanval failliet is gegaan en dat zij ook daardoor schade heeft geleden. Die schade bedraagt € 17.573. Beide zussen waren, ieder via hun eigen holding-BV voor 50% eigenaar van het advocatenkantoor. Het kantoor is in december 2017 failliet verklaard. De verdediging betwist dat het steekincident de (enige) oorzaak was van het faillissement, en krijgt het hof daarin mee: het causaal verband tussen de aanval en het faillissement alleen kan worden aangetoond na aanvullend onderzoek. Dat past niet in het strafgeding. Ook deze vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard en ook hiervoor kan de advocaat zich tot de burgerlijke rechter wenden.
Shockschade
Het hof stelt wel dat het aannemelijk is dat de advocaat immateriële schade heeft geleden door het steekincident. De advocaat heeft te maken met ‘fors’ psychische letsel en zij is onder behandeling van een psychotherapeut. Haar zichtbare litteken heeft haar levenslang ontsierd. Het gevorderde bedrag (€ 22.500) wordt geheel toegewezen. De zus, die de advocaat direct na het steekincident vond, lijdt aan een PTSS. Zij krijgt voor de shockschade een immateriële vergoeding van € 10.000.