Deze kwestie kwam op bij de beoordeling van een beroep op verjaring van een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad, waarmee voormalig bestuurders van de aansprakelijk gestelde partij, Treston, alsook een van haar commissarissen, al vanaf de eerste dag bekend waren, nu zij daarbij rechtstreeks betrokken waren.
Naar de kern genomen had zich het volgende voorgedaan. In 2007 is na voorbereidende handelingen van voormelde functionarissen van HDI, destijds als verzekeraar actief op Aruba, de rechtspersoon naar Arubaans recht, Treston, opgericht. In april 2008 droeg HDI tegen een koopsom van één Arubaanse gulden haar gehele Arubaanse portefeuille over aan Trestoen. Deze overdracht miste iedere zakelijke grond. Treston en HDI sloten herverzekeringscontracten. De functionarissen hadden een aanzienlijk eigen belang bij deze ‘herverzekeringsconstructie’. Pas in 2014 hield HDI de functionarissen en Treston hoofdelijk aansprakelijk voor de als gevolg hiervan door HDI geleden schade.
Rechtbank en hof wezen de vordering tot schadevergoeding toe. Het hof bestempelde deze gang van zaken als tegenover HDI verregaand onzorgvuldig. De betrokken functionarissen kon daarvan in de ogen van het hof een ernstig verwijt worden gemaakt. Bij de beoordeling van het beroep op verjaring rekende het hof de eigen wetenschap van de betrokken functionarissen van HDI niet aan deze vennootschap toe. Treston kwam van dit oordeel tevergeefs in cassatie. Naar de Hoge Raad in zijn arrest van 11 september 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1413) vooropstelde, brengt de aard van zijn functie mee dat de wetenschap van een bestuurder in het maatschappelijk verkeer in beginsel heeft te gelden als wetenschap van de rechtspersoon. Dit uitgangspunt geldt echter niet onverkort. Onder bijzondere omstandigheden geldt dit niet. Dergelijke bijzondere omstandigheden deden zich, aldus de Hoge Raad, hier voor. De Hoge Raad wees op de eigen financiële belangen van de betrokken functionarissen, de verdoezeling hiervan voor (de niet geconflicteerde leden van) de raad van bestuur en de raad van commissarissen, de wetenschap van Treston van voormelde belangenverstrengeling, de bekendheid bij Treston met het oogmerk van de drie functionarissen om zich met de constructie te bevoordelen, de hieraan door Treston verleende medewerking en het door Treston uit het onbehoorlijk bestuur getrokken profijt.
Dit oordeel overtuigt. Onder deze omstandigheden kan van toerekening van wetenschap geen sprake zijn. Een rechtspersoon zal in het maatschappelijk verkeer niet snel geacht kunnen worden kennis te dragen van een haar niet daadwerkelijk bekende, tegenover haar gepleegde, bewust voor haar verborgen gehouden, onrechtmatige daad, enkel nu haar bestuurder daarbij zelf betrokken was. Dit zou een ongerijmd resultaat opleveren. Voor de beantwoording van de vraag naar de toerekening van kennis van een bestuurder aan een rechtspersoon, kunnen – zo onderstreept de Hoge Raad met dit arrest – externe, dus buiten de directe rechtsrelatie van bestuurder en door hem bestuurde vennootschap gelegen, factoren van belang zijn, zoals in dit geval, de wetenschap van, betrokkenheid bij en het profijt uit de herverzekeringsconstructie voor Treston. De hiervoor weergegeven hoofdregel staat dus nog fier overeind; de wetenschap van de bestuurder geldt ook de vennootschap. Slechts in exceptionele gevallen, waarvan deze zaak een sprekend voorbeeld vormt, zal voor toerekening van de kennis van de bestuurder aan de door hem bestuurde rechtspersoon geen plaats zijn.
Zie over dit arrest ook de Snelrecht-bijdrage van Steef Bartman.