Het bestuursprocesrecht met zijn focus op voor beroep vatbare besluiten en vernietigingsberoep heeft tal van voordelen, maar ook enkele belangrijke nadelen. Het is soms onmogelijk om zaken die bij elkaar horen in één procedure in samenhang beoordeeld te krijgen. Dat komt onder meer omdat de relatie bestuur – burger wordt opgedeeld over verschillende besluiten, met hun eigen procedures, soms één instantie soms twee, soms wel een bestuurlijke voorprocedure soms niet, soms verschillende hogerberoepsrechters. Het is voor de bestuursrechter van dienst vaak niet mogelijk de kwestie die partijen verdeeld houdt integraal te beoordelen, ook niet als partijen daar om vragen. Integrale geschilbeslechting door de rechter is evenmin mogelijk als naast de bestuursrechter ook de burgerlijke rechter bevoegd is een deel van het probleem te beoordelen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij geschillen in het sociale domein, zoals over de WMO. Omdat gemeenten voor de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning gebruik maken van private uitvoerders is de rechtsbescherming voor de rechtzoekende zeer complex geworden. Tegen besluiten van B&W over het recht op een WMO-voorziening staat bezwaar en (hoger) beroep open, tegen bejegening van medewerkers kan worden geklaagd bij de (Nationale) Ombudsman, terwijl bij een geschil over de feitelijke uitvoering van de voorziening, zoals hulp in de huishouding, moet worden geprocedeerd bij de burgerlijke rechter. Dit is voor juristen al complex, voor de doelgroep is de drempel om recht te halen nagenoeg onneembaar.
Om dit te verbeteren wordt nagedacht over een vorm van integrale geschilbeslechting, waarbij de met besluit of uitvoering van dat besluit ontevreden burger zijn zaak kan voorleggen aan één rechter, in dit geval de bestuursrechter, die het geschil in zijn geheel beoordeelt.
In zijn advies van 30 mei 2017 bepleit regeringscommissaris Scheltema (www.internetconsultatie.nl) om in het sociale domein procedures voortaan anders aan te pakken. Daarvoor is nodig dat bezwaar- en klachtprocedures samen oplopen om zoveel mogelijk het probleem laagdrempelig op te kunnen lossen. Lukt dat onverhoopt niet en wordt de zaak voorgelegd aan de bestuursrechter dan moet hij kunnen doorpakken en zowel het besluit van B&W als het handelen of nalaten van de uitvoerder kunnen beoordelen. Dat kan hij alleen als de gereedschapskist van de bestuursrechter wordt uitgebreid met nieuwe uitspraakmodaliteiten, zoals gebod, verbod en de verklaring voor recht.
Als we werk willen maken van maatschappelijk relevante rechtspraak dan hoort integrale geschilbeslechting daarbij. Dat betekent ook dat we meer moeten denken vanuit het probleem van de betrokkene of het geschil van partijen dan vanuit de bestaande dogmatiek, verzuilde deelgebieden en daarop gebaseerde bedrijfsmodellen. We zullen over de “schutting” moeten willen kijken. Het voorstel van Scheltema doet dat en moet daarom positief worden gewaardeerd. Invoering op dit zeer overzichtelijk deel van het sociaal domein biedt ons bovendien de mogelijkheid ervaring op te doen met een nieuwe vorm van geschilbeslechting in het bestuursrecht. Als die vorm succesvol blijkt dan kan deze naar verwachting ook worden gebruikt op andere deelgebieden van het bestuursrecht of mogelijk zelfs in de Awb worden opgenomen.
Ik zeg: niet te lang wachten, doen!
Bart-Jan van Ettekoven is voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Dit is zijn laatste bijdrage aan deze rubriek.