Opvolgersaansprakelijkheid in het Europese mededingingsrecht; opmaat voor een bredere toepassing?

In het recente arrest inzake Vantaan Kaupunki is het leerstuk van successor liability, ofwel opvolgersaansprakelijkheid, door het Hof van Justitie van de Europese Unie in het kader van het mededingingsrecht erkend en toegepast (ECLI:EU:C:2019:204). De vraag is of dit arrest ook van belang is voor de doorbraak-jurisprudentie van de lidstaten, zoals Nederland, ten behoeve van crediteurenbescherming in het algemeen.

Centraal staat een civiele schadevordering vanwege een kartel op de Finse asfaltmarkt. De gedaagde rechtspersonen namen niet deel aan het kartel, maar hadden de economische activiteit van de inmiddels ontbonden, inbreuk-makende entiteiten voortgezet. Dat maakte het voor de gelaedeerden onder het Finse aansprakelijkheidsrecht praktisch onmogelijk om hun schade vergoed te krijgen. Daarin staat immers, net als in Nederland, het beginsel van afzonderlijke rechtspersoonlijkheid voorop.

Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van de Finse Hoge Raad oordeelt het Hof echter dat het begrip undertaking, zoals genoemd in art. 101 van het Europese Verdrag, ook van toepassing is bij het vorderen van schadevergoeding van rechtsopvolgers van de oorspronkelijke leden van het kartel. Door hen tevens onder dit begrip te scharen en medeaansprakelijk te houden, stelt het Hof de economische werkelijkheid boven de juridische realiteit. Substance over form, derhalve. Dat gebeurt wel vaker in het Europese mededingingsrecht en niet zonder reden. Anders zou een onderneming door vrijwillige liquidatie wel erg gemakkelijk aan haar aansprakelijkheid kunnen ontkomen en zou de effectiviteit van het mededingingsrecht op voorhand worden ondergraven.

Betekent dit arrest ook een doorbraak op het (nationale) gebied van piercing the corporate veil en vereenzelviging buiten het mededingingsrecht? Hier past ons inziens enige behoedzaamheid. Het Hof rechtvaardigt zijn beslissing immers nadrukkelijk met een beroep op het openbaar belang, zijnde de effectiviteit van het Europese mededingingsrecht. Dat speelt niet bij de doorsnee claim uit contract of onrechtmatige daad tegen een groepsmaatschappij van de debiteur. Bovendien heeft de Hoge Raad in het arrest Roco-Staat opvolgersaansprakeljkheid nadrukkelijk verworpen (NJ 1996, 215). Toch sluiten wij niet uit dat het onderhavige arrest de Hoge Raad in de toekomst kan inspireren tot rechtvaardiging van successor liability in andere zaken waarbij het publieke belang speelt, zoals bij het tegengaan van witwaspraktijken, belasting- en faillissementsfraude. Die situaties vormen allicht de uitzonderlijke omstandigheden uit het Rainbow-arrest, als voorwaarde voor vereenzelviging (NJ 2000, 698).

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven