Onlangs stuurde de minister van Justitie en Veiligheid een brief naar de Tweede Kamer over de problematiek van ontbinding van rechtspersonen zonder vereffening ingevolge art. 2:19 lid 4 BW, de zogeheten turboliquidatie. Zie eerder over dit onderwerp mijn Snelrechtcolumn uit 2016 getiteld Turboliquidatie getorpedeerd. De minister kondigt wetgeving aan die enerzijds de “autonomie van bestuurders” moet waarborgen, maar anderzijds de positie van schuldeisers beter moet beschermen.
Art. 2:19 lid 4 BW is in 1994 ingevoerd, tegelijk met de bevoegdheid van de Kamer van Koophandel om inactieve rechtspersonen te ontbinden (art. 2:19a BW). In de praktijk gaat het veelal om besloten vennootschappen. De gedachte was dat dergelijke vennootschappen zich allicht lenen voor malafide praktijken. Om dezelfde reden zou ook het bestuur van de rechtspersoon, bij afwezigheid van baten, eenvoudig zelf de rechtspersoon moeten kunnen ontbinden door opgave bij het Handelsregister. 33.000 van alle 37.000 ontbindingen in 2018 waren turboliquidaties. Uit gegevens van de belastingdienst over de periode 2010-2016 blijkt dat het in 80 procent van alle gevallen ging om boedels zonder baten en fiscale schulden. Het is niet bekend of er andere, niet-fiscale schulden waren.
Kortom, turboliquidatie is een populair instrument om op een legale wijze van een lege BV af te komen, ook als er nog schulden zijn. De Hoge Raad heeft dat nog eens onderstreept door te beslissen dat faillissement alleen openstaat indien er wel baten te verdelen zijn (ECLI:NL:HR:2015:3636).
Dat er van dit instrument ook misbruik wordt gemaakt, onderkent de minister. Daarom wil hij de positie van schuldeisers versterken. Niet door turboliquidate slechts toe te staan als er geen schulden meer zijn, maar via publicatie-eisen voorafgaand aan doorhaling. Zoals de deponering van een slotbalans, een bestuursverklaring en alle voorafgaande jaarrekeningen. Aldus kunnen schuldeisers beter geïnformeerd “verzet aantekenen” tegen de turboliquidate “op de voet van artikel 2:23c BW”, aldus de minister. Probleem is alleen dat art. 2:23c BW geen ex ante verzetregeling bevat, maar een ex post mogelijkheid om heropening van de vereffening bij de rechtbank te verzoeken. Zo’n vereffening is bij turboliquidatie juist achterwege gebleven. Er valt dus niets te heropenen. Of speelt de minister met de gedachte om schuldeisers een waarborg te geven voordat het kwaad is geschied? Dat zou de regeling wel effectiever maken.