Schadebegroting, het blijft lastig

Schadebegroting blijft een weerbarstige aangelegenheid. Dat blijkt ook uit een onlangs door de Hoge Raad gewezen arrest. Niets nieuws onder de zon. Toch verslikt men zich hier nog wel eens in. De Hoge Raad hoefde zijn jurisprudentie niet af te stoffen, de bewuste rechtsregels waren recent nog geformuleerd.

Delen:

(foto: Depositphotos-Aleutie)

Wat was het geval? Bij een handgemeen loopt verzoekster tot cassatie, het slachtoffer, oogletsel op. Zij is daarvoor 61 keer in het ziekenhuis geweest. Het slachtoffer houdt verweerster in cassatie de dader met succes aansprakelijk (ECLI:NL:HR:2022:272). Hij wordt veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
In deze Caribische zaak is in geschil of en in hoeverre het slachtoffer nadeel ondervindt van de kwetsuur. Het slachtoffer voert verschillende schadeposten op. Zij steggelen onder meer over de vraag of de benadeelde aanspraak kan maken op vergoeding van gederfde inkomsten. Het hof meent van niet, alhoewel het wel uitgaat van een door het slachtoffer als gevolg van het oogletsel met de start van haar eigen onderneming opgelopen vertraging van drie jaar. Volgens het hof voldeed benadeelde echter niet aan haar stelplicht. Zij maakte, in de ogen van het hof, niet genoegzaam duidelijk welk inkomen zij met haar bedrijf zou hebben kunnen genereren als zij geen oogletsel zou hebben opgelopen.

De Hoge Raad casseert. Bij deze stand van zaken had het hof − nu naar zijn kennelijke oordeel de schade niet nauwkeurig kon worden vastgesteld − de omvang van de schade op de voet van art. 6:97 BW Curaçao moeten schatten, desnoods na nadere instructie. Het hof liet dit ten onrechte na. De vordering ligt nog niet voor afwijzing gereed als het slachtoffer onvoldoende aandraagt om de omvang van de schade te kunnen vaststellen. Onder verwijzing naar een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2018:1435) bestendigt de Hoge Raad hiermee zijn vaste jurisprudentie. De schatting vergt een vergelijking van de werkelijke situatie met de hypothetische waarin het oogletsel wordt weggedacht. Uit de aard der zaak is benadeelde niet in staat zekerheid te verschaffen over de positie waarin zij zich zou hebben bevonden (in het hypothetische geval) zonder toebrenging van oogletsel. De benadeelde verkeert in deze onmogelijkheid door toedoen van de − daarvoor aansprakelijk gehouden − dader als veroorzaker van het oogletsel. Bij de beoordeling van de hypothetische situatie komt het dan ook aan op hetgeen hieromtrent redelijkerwijs te verwachten valt, waarbij goede en kwade kansen moeten worden afgewogen. Ook in dit opzicht sluit dit arrest aan op recente rechtspraak van ons hoogste rechtscollege.

De schade laat zich lang niet altijd nauwkeurig vaststellen. De benadeelde hoeft geen concreet schadebedrag te vorderen. Acht de rechter veroorzaking van (ten minste enigerlei) schade aannemelijk, dan zal hij aan begroting niet kunnen ontkomen omdat eiser te weinig stelt om de hoogte te bepalen.. Bij schadebegroting gelden in beginsel de reguliere bewijsregels. Op benadeelde rusten stelplicht en bewijslast van zowel bestaan als omvang van de inkomensschade als gevolg van letsel. Ook al worden dienaangaande geen strenge eisen gesteld, de positie van benadeelde is bepaald niet benijdenswaardig. De Hoge Raad tracht hier met voormelde rechtsregels enigszins een mouw aan te passen. Deze jurisprudentie getuigt daarmee van realiteitszin.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven